katrien vervaele
  • home
  • boeken
  • stories
  • si en la
  • bio

de gespoorde haan

7/16/2020

Comments

 
Foto
Het is druk in De Haan dezer dagen. Vooral op mooie zomer- en zondagen is het verschil immens vergeleken met de voorbije maanden. Waar de laantjes nu zwart staan van glimmend en duur carrosseriewerk, zag je tijdens de lockdown enkel gras en haag en ander loof tussen de charmante villa’s.
De auto’s kon je tellen op je ene hand, de wandelaars op je andere. Ook de dijk werd niet bewandeld en op het strand zag je amper een mens. Geen jogger, geen hond met baasje, geen pierenstekker, zelfs geen proper strandloper. Het was allemaal puur en ongerept, maar ook wat onwezenlijk.
Laat de historische villawijk, ‘de Concessie’, nu net in dit vreemde jaar wat te vieren hebben. Het is 25 jaar geleden dat het beschermd werd als dorpsgezicht. Gezien de situatie gebeurt het vieren eerder in mineur. In de ‘Potinière’ zijn wel informatieve borden geplaatst waarop het ontstaan van de villawijk en de bescherming ervan staat geschetst.
Dat laatste was inderdaad nodig want eind de jaren zeventig liep het bijna mis. Toen dacht men dat de stedenbouwkundige voorschriften die tot dan toe golden, aan de laars mochten worden gelapt. Oude villa’s dreigden met de grond gelijk te worden gemaakt, appartementen lonkten al naar zicht op zee. Gelukkig schoten enkele alerte burgers in actie. Emmanuel Monbaliu en Mich Van Opstal, om er maar enkele te noemen, richtten een actiecomité op, ‘De Gespoorde Haan’. Er was vinnig verzet tegen beton en groot geld. Als je nu in De Haan rondwandelt, zie je zo wie het heeft gehaald. 
Al woon ik niet meer in De Haan, ik kom er vaak. En hoewel het nu een beetje te druk is naar mijn goesting, ben ik er graag. Want als ik door de villawijk naar zee loop, stap ik weer in mijn kindertijd. Met korte bruine beentjes en schopje over de schouder.

Comments

het strand is van...

5/24/2020

Comments

 
Foto
Zeker, ik vind het ook heerlijk, dat verlaten strand, dat strand voor mij alleen. Wandelen langs de vloedlijn en denken dat ik alleen op de wereld ben. Gewoon zalig!
Maar ik heb het zo stilaan gehad met die remulte rond de tweedeverblijvers en de dagjestoeristen. Eindelijk zijn ze terug welkom, maar nu krijgen ze bakken kritiek door sommige mensen die het geluk hebben hier aan zee te wonen. Dat ze ons komen ziek maken, dat ze staan drommen in de winkels, dat er al een heleboel eerder waren gekomen dan ze mochten, dat ze hun afval laten slingeren op het strand... Wat dat laatste betreft, zag ik trouwens de laatste twee maanden nog steeds plastic zakjes hondenkak, achteloos weggeworpen in de duinen.
En ja, dat de raketplantjes roze zullen kleuren deze zomer! Ook fantastisch! Als ze tenminste niet worden stuk getrapt door de ‘aanstormende meute’. Tja… nu ineens weet iedereen dat er ook planten groeien aan de bovenste vloedlijn. Wel, al jaren bloeit er op het strand raket en stekend loogkruid, en met een beetje geluk valt er ook een toef zeepostelein te spotten. Maar ik geef toe, dat er aan de Venetiaanse gaanderijen in Oostende ook een massa kiemende plantjes de kopjes opsteekt, is merkwaardig. En maakt ook mij blij.
Ik heb het ook zo stilaan gehad met de gendarmes te paard die ineens opduiken bij een mama die een kwartiertje op haar ‘luie krent’ zit bij haar twee spelende kleine kinderen. Mag dat even? Maar nee! ‘Niet zitten!’ roepen de mannen, zelf zalig gezeten op hun leren paardenzadel.
En dan de opmerking van een agent tegen twee oudere mensen die heel even op een bankje zaten te rusten op een frisse, winderige dag op de dijk in De Haan. ‘Vijf minuutjes, niet langer!’ En dat terwijl er op de hele dijk en het hele strand geen kat te zien was. De regeltjes...
Ik begrijp wel dat de gemeentes zich zorgen maken voor deze zomer. Ze zijn bang voor overvolle stranden. Bij eb zal dat nog meevallen, maar wanneer het op een zonnige zondag vloed wordt rond drie uur, zou het koppenlopen kunnen worden. De angst dat iedereen deze zomer naar zee zal komen, is volgens mij ongegrond. Velen zijn nu al bang gemaakt. De drukte, de regels, de mogelijkheid dat je niet meer toegelaten wordt... Bovendien is het idee dat we in eigen land vakantie zullen moeten vieren, allang afgezwakt. Vele zuiderse landen lokken ons nu al naar hun parasol-beaches. 
Het wordt dus tijd dat ook onze kust de mensen weer warm welkom heet. Voor mensen die cabines verhuren, is het hun brood. Ook de mensen uit de horeca zien reikhalzend uit naar een zomer die een en ander goed kan maken. Zij spreken niet met dédain over ‘dedie’ van het binnenland. Al sinds 1900 en vroeger leven veel mensen van de kust van de toeristen.
Ik ben bang voor deze zomer. Hoe zal het zijn op het strand? Opgehokt tussen zeilen? Afgebakend met piketten? Dranghekkens? Rood-witte linten? Politie. Frustratie.
Dat staat zo haaks op het vrije gevoel dat je hebt aan zee. Of het nu winter of zomer is, veel volk of geen volk, dat maakt niet uit. Als je aan zee loopt aan de vloedlijn, is ze daar voor jou. Voor jou alleen. Maar terzelfdertijd voor iedereen.  

Comments

steven van gucht

5/8/2020

Comments

 
Foto
Dat viroloog Steven Van Gucht diergeneeskunde had gestudeerd, was al eerder in het nieuws gekomen. Een paar dagen terug nog las ik dat hij is opgegroeid op het landbouwbedrijf van zijn vader en daar heeft gezien wat een virus kan aanrichten bij kalveren en honden. Hij wilde begrijpen hoe dat mogelijk was en hoe dat opgelost moest worden. Tijdens zijn studies ging zijn interesse in eerste instantie uit naar rabiës, hondsdolheid, maar tijdens zijn doctoraat brak het SARS-virus uit en dat was de reden dat hij coronavirussen bij varkens ging bestuderen. Als wetenschapper legde hij zich verder ook toe op griepvirussen, HPV en hepatitis E. Dat hij ook als dierenarts extra inzichten in de aanpak van de coronacrisis, is op het eerste gezicht misschien verrassend, maar ook weer niet. Dierenartsen kijken immers op een andere manier naar virussen dan humane artsen. Ze kijken naar populaties in plaats van naar individuele patiënten. En dit is interessant in de bestrijding van een pandemie.
Dat ik bij het interviewen van veeartsen ook heel wat had bijeengesprokkeld rond het omgaan met virussen en bacteriën, is koren op mijn molen en dwingt me om af en toe wat te plaatsen op facebook.
Zo kan ik Michel Logghe laten vertellen bij ‘hondsdolheid’ dat hij in 1960 voor het eerst honden met rabiës had gezien. ‘Dat was bij een bezoek aan de universiteit Diergeneeskunde in Lissabon. Die honden kwamen van Angola, destijds een provincie van Portugal. Vreselijk was dat om die honden te horen! Ze blaften en bleven blaffen. Ze huilden, ze kermden, ze jankten zonder ophouden. Ze zaten in kooien en niemand mocht ze naderen, want een beet van zo’n hond en je krijgt de ziekte en sterft.’
Het is een ziekte die de hersenen aantast waardoor dat dieren, en allicht ook mensen, een totaal ander gedrag krijgen. Zo worden koeien wild, honden agressief en vossen juist tammer… ze wagen zich heel dicht bij de mensen.
Deze ziekte voert me ook terug naar de jaren eind zeventig, begin tachtig. Toen woonde ik in Messancy, toen was ik de vrouw van ‘le vétérinaire flamand’. Er was een uitbraak van rabiës in de provincie en zo gebeurde het meermaals dat een dode vos werd binnengebracht. Het dier werd in de garage gelegd, waar de kop werd gescheiden van het lichaam, want dat moest opgestuurd naar het vétérinair labo in Marloie. Hoewel ik wel vaker hielp met Jan, wilde ik dat gebeuren liever niet aanschouwen.
Het werd stringenter wanneer ook al eens een koe werden aangevallen. Dit was het geval op één van de boerderijen waar Jan veearts was. De boer en boerin van het bedrijf moesten dringend gevaccineerd worden. Meermaals een spuitje rond de navel.
Het was daar in de provincie toch even paniek en de koppen werden bij mekaar gestoken. Men is begonnen om overal in de bossen lokaas te leggen waarin vaccin zat. Heeft dit het probleem opgelost of was het eerder de toegenomen jachtactiviteit op vossen dat de verspreiding van het virus stopzette?
De prachtige Luxemburgse bossen zijn al lang weer hondsdolvrij. En zo brengt dit schrijfsel met als aanzet Steven Van Gucht me ineens op ideeën… zou ik deze zomer mijn tocht door het Peak district niet simpelweg verleggen naar la forêt d’Anlier of de loop van de Semois?


Comments

bang van het masker

4/26/2020

Comments

 
Foto
Ik kreeg een fleurig, charmant mondmaskertje van een jongedame die hoog in mijn schof ligt. Dat ze nog wat stof over had voor een zomerkleedje, grapte ze erbij.
Het kwam met de post zonder ik het maar enigszins had verwacht. Er was dus ook het verrassingselement dat me blij maakte.
Nu sta ik het uit te proberen voor de spiegel. Het misstaat me niet als ik eerlijk moet zijn. Toch ben ik bang om het te dragen. Het geeft een zeer beklemmend gevoel, op het randje af verstikkend.
Maar hoe vreselijk het ook voelt, ik zal het aandoen! Tenminste... als het moet. Alleen als het moet. Ik ben niet vergeten dat Van Ranst in den beginne zei dat het een vals gevoel van veiligheid zou geven. Dat heeft hij meermaals gezegd, meermaals benadrukt. Beter is om afstand te houden en wat langer in ons kot te blijven. Maar wie weet draai ik wel bij.
Er is evenwel nog iets anders wat me bang maakt. Als ik de mensen die zo'n maskertje dragen, nu eens niet begrijp? 
Ik heb een gehoorapparaatje en de stem die doorheen zo’n maskertje moet, klinkt wat vager, wat gefilderd. Bovendien valt de hulp van mond, lippen en articulatie weg. Ik weet nu al dat ik niet iedereen zal verstaan.  
Zo was ik een aantal weken terug bij een apotheek. Er was nog geen plexiglas geïnstalleerd aan zijn toog. Hij draagt een mondmasker en ik zie aan zijn ogen dat hij er niet gerust in is. Ik vraag om een thermometer, waarop hij me van antwoord dient. Maar ik begrijp hem niet. Echt niet. Tot drie keer toe vraag ik het, tot drie keer toe antwoordt hij zonder dat ik het begrijp. Dat ik terugkom, heb ik dan maar gezegd en ben naar een andere apotheek gegaan.
Dat ik me daarover zorgen maak, is dus niet vreemd. En ik ben niet alleen in dat geval. Er zijn er echt wel meer die niet meer zo goed horen als toen ze jonger waren. Ik wil ze de kost niet geven! 
Ik vertel dus het probleem aan mijn lief die bij de regionale televisie werkt.
Misschien niet slecht om daar een item aan te wijden, zeg ik.
Of ik zo iemand ken die dat zou willen doen, vraagt hij.
Ik ken niet meteen zo iemand en zeg dat ik het misschien wel wil doen. Ik geneer me daarvoor niet. Een jaar of twee terug schreef ik er trouwens in Plusmagazine een wat badinerend artikel over. In mijn ogen had zo’n taboedoorbrekend stukje een sociale functie en ik zie dat in deze tijden ook zo. 
Dus ja, ze mogen komen. 
‘Maar je wilt toch niet dat heel West-Vlaanderen weet…’ schrikt hij.
Ik doe het dus niet, maar denk bij mezelf: Why not?


Comments

'kommieniefotto'

3/28/2020

Comments

 
Foto
Zoals ik ook op berenjacht ben gegaan en een wit laken aan mijn omslagfoto heb gespeld, heb ik ook de ‘uitdaging aanvaard’ en een kinderfoto gepost. Net zoals al die andere facebookers die massaal verschijnen als geluierde baby’s, nukkige kleuters en olijke vriendjes.
Gaandeweg zag ik meer foto's van op het strand, meer vakantiekiekjes en hippie-toestanden., maar ineens sloeg de trend om in de richting van de communiefoto, de ‘komminiefotto’. Waarom de uitdaging nu ook die weg is ingeslagen, heb ik nog niet helemaal begrepen, maar het zijn op zijn minst tijdsdocumenten. Stuk voor stuk! Er zijn de foto’s bij de betere fotograaf: haarscherp de kanten handschoentjes, het missaal in de hand, kruisje aan de hals. Er zijn ook de kleine vierkante foto’s met eigen kodakje gekiekt waarop vader, moeder, broer, zus en ‘kommieniekant’ samen poseren. En er zijn de vluggertjes, zoals de foto hierboven. Mijn moeder was wellicht vanachter haar comptoir nog rap naar de kerk gelopen om de sliert meisjes en jongens buiten te zien komen. Veel tijd hadden mijn ouders namelijk niet, want ze hadden een ‘commerce’. En de klandizie ging voor op de paster!
Maar om terug te komen op die foto: ik heb er wel een tijd over gedaan vooraleer ik deze durfde te posten. Mijn zusje staat er patent op, maar ik…
Het was de tijd dat de ‘paterskleren’ opkwamen. De bedoeling was om het genre overdadig trouwkleed enigszins te versoberen. Iedereen gelijk was het motto. Maar dan toch weer niet helemaal, want iedere ‘naaister’ had daar haar eigen visie op. En tot overmaat van ramp werd daar nog een ‘vooltje’ aan toegevoegd. Wat mijn mening daarover was, werd niet gevraagd, en mijn bedenkingen werden weggewuifd. Dat ik ook nog bij de kapster werd gedropt die mijn jongensachtige kapsel tot krullen kneep, herinner ik me vaagweg, net als die drakerige witte schoentjes!
Verder heb ik van mijn plechtige communie niets onthouden. Of misschien dit: ik kreeg zo’n inklapbaar wekkertje cadeau, zo’n doosje dat mijn hele studietijd zijn werk heeft gedaan. Waar het daarna gebleven is, weet ik niet. Maar als ik vanavond de klok een uur vooruit draai, ga ik misschien nog even denken aan dat wekkertje dat ik 54 jaar geleden kreeg.
Facebook zal straks ook wel bol staan met mopjes rond dat vooruit zetten. Beter drie maanden dan een uur, bijvoorbeeld. En morgen gaan het weer kindjes en communiekantjes zijn, en beren en witte lakens. En corona. 


Comments

wrattige venusschelp

3/19/2020

Comments

 
Foto
Ik was de laatste tijd volop met schelpen bezig ter voorbereiding van de ‘grote schelpenteldag’. Maar vanwege de corona-crisis werd het evenement afgelast. Wat vrieskou en snijdende stormwind bij de twee vorige edities niet vermochten, kreeg het virus moeiteloos voor elkaar. Toch zijn een aantal diehards solo gaan rapen en hebben ze samen niet minder dan 18.000 schelpen geteld.
Ik had het hier evenwel niet over de monsterscores van de halfgeknotte strandschelp, kokkel en nonnetje willen hebben, wel over een zeldzaam exemplaar dat ik die dag vond op het strand. Een Venus verrucosa. Een prachtige, zeldzame schelp genaamd naar Venus, de godin van de liefde, maar met een afstotelijk bijvoegsel: wrattig. De wrattige venusschelp dus. Ga maar eens door het leven met zo’n naam!
Het deed me vagelijk aan een seksueel overdraagbare aandoening denken. Noem me niet pervers, het was allicht het samenspel van termen. Misschien was die gedachte zelfs geïnspireerd door de corona-crisis. Dezer dagen staan we nu eenmaal wat scherper tegenover alles wat naar kwaal en ziek en virus ruikt. Tel daar dan nog eens mijn paramedische achtergrond bij en het is al niet meer zo vreemd dat ik in de lijst van schelpennamen ging speuren naar medische termen. Ik vergaloppeerde me even bij de corbicula fulminea en de laevicardium crassum die op het eerste gezicht op vuile ziektes leken, maar heel gewoontjes en braaf een Aziatische korfmossel en de Noorse hartschelp bleken.
Meer succes had ik met de chlamys varia, de bonte mantel. Een belletje rinkelde en chlamydia diende zich aan, een soa die huishoudt in de geslachtsorganen. Zowel de schelp als de infectie danken hun naam aan de term chlamys, een korte reismantel indertijd gedragen door Griekse ruiters. De link met de schelp is duidelijk: ze ziet er inderdaad uit als een in plooitjes vallende cape. En voor wat de infectie betreft: het micro-organisme dat ervoor verantwoordelijk is, bezit loshangende draden die op een manteltje lijken. Maar verder gaat het verband niet.
Wel is er dan weer enige connectie tussen schelp en seks. Er is de oester met haar erotische uitstraling en er is de wat vulgaire uitdrukking ‘mossel’ voor de vrouwelijk genitaliën. En beeldde Botticelli de geboorte van Venus, de godin van de liefde, niet af met een reusachtige sint jakobsschelp? Vergeten we ook niet de kauri-schelpen die niet alleen als betaalmiddel werden gebruikt, maar ook als vruchtbaarheidssymbolen gebezigd voor magische rituelen.
Dat laatste brengt me bij een idee omtrent mijn vondst, die mooie maar wrattige schelp, die Venus verrucosa. Als ik ze eens gaf aan Elly, een facebookvriendin. Te gepaster tijde, wanneer het zich aandient, is zij een Romeinse zieneres. Ze heeft een koffertje met geheime spulletjes, die misschien wel stuk voor stuk heilzaam zijn.
Ik denk er dus aan om haar die schelp cadeau te doen. Wie weet wie ze ermee genezen kan. Of wat ze ermee genezen kan. Wratten bijvoorbeeld, en misschien wel wratten op een wat onfrisse plaats.
 


Comments

boeremeisje

1/23/2020

Comments

 
Foto
Mijn liefde voor het landelijke leven begon feitelijk in Lintot-les-bois, een piepklein dorpje in Normandië. Vanaf mijn veertiende werd ik daarheen ‘gestuurd’ om ‘Frans te leren’. In die tijd stond Frans hoog in aanzien op school en al zeker ook in het middenstandersmilieu aan de kust, waar mijn ouders toe behoorden.
Daar, in Lintot, kreeg ik de kriebels te pakken. Op allerlei vlak, maar ook voor de stiel van boer én van veearts. Ik stond er niet bij stil dat het een wel erg zware klus zou zijn voor zo’n klein, frêle meisje. Maar in mijn hoofd was ik helemaal niet klein en al helemaal niet frêle.
De jaren humaniora sijpelden voorbij zonder dat ik van mijn stuk was te brengen. Ik schreef me dus in de faculteit diergeneeskunde in. Niet zo’n weldoordachte keuze vond mijn lerares Nederlands, die toch wel enige affiniteit met schrijven bij me had gemerkt. En de lerares LO zag mij eerder richting Parnas trekken. Maar hun goede raad strooide ik als parels in een zwijnenkot. Spijtig wel, want ze hadden gelijk. Ik was er niet door. Faliekant gebuisd door ‘Antheunis’, organische scheikunde. Tweede zit idem dito.
Dan maar te vierklauwe een andere richting gekozen. Verpleegkunde. Dat vond ik nauw aansluiten. Maar ik merkte al snel dat ook deze keuze te impulsief was gedaan. En in die tijd was het geen optie om nóg een keer te veranderen. Doordoen dus maar.
Ondertussen had ik Jan leren kennen, een student diergeneeskunde en wij maakten plannen om in het zuiden van de provincie Luxemburg te gaan wonen. Jan kende die streek doordat er in de jaren vijftig een nonkel van hem naar ginds was uitgeweken en daar een boerderij gekocht.
Het bleef niet bij een vaag plan. Met de billen nog warm van de schoolbanken trokken we naar Hondelange. In onze kleine rode Lada (de goedkoopste auto indertijd) met niet meer dan twee zakken met kleren, een opgerolde matras voor ons twee en een mandje met onze spruit die net voor ons laatstejaarsexamen was geboren. 
Jan moest nog een jaar ‘naar de troep’ en gelukkig was dat vlakbij, in Arlon. Wouter dropten we in een crêche en ik ging werken aan het ONE, het Waalse Kind&Gezin zeg maar.
Een keer de legerdienst erop zat, kon Jan beginnen. We verhuisden naar een wat groter huis in Messancy. Ik bleef thuis voor de telefoon, die al snel roodgloeiend stond. Jan was in de ruime omgeving al snel gekend als ‘le flamand’. En dat hij een goeie vétérinaire was.
Het liep allemaal op wieltjes. Het ging prima, op alle vlak. Maar we waren jong, we beseften wellicht niet hoe goed we het hadden, we beseften niet wat we voor elkaar betekenden, wat we samen hadden opgebouwd.
U raadt het al, we bleven niet samen.
Na zes jaar kwam ik terug met de drie kinderen.
Ook Jan bleef daar niet.
Maar zoveel jaar later zijn zowel bij hem als bij mij de verhalen blijven hangen, de herinneringen blijven plakken.


Comments

nieuw jaar

1/2/2020

Comments

 
Foto
​Het lijkt zo’n perfect getal, 2020, zo-een om met een schone lei te beginnen. Ook grafisch oogt het heel gaaf. Puur design.
De link met handwerk is eveneens snel gelegd. Het wat saaie rechts, averechts van een breiwerk. Niet te vast, niet te los en geen steken laten vallen!
Of een lapje haakwerk. De 2 is de haakpen, de 0 het lusje waar ie doorheen moet. Het nieuwe jaar al crocheterend inzetten, zegt u dat iets?  Zo’n pannenlap rechttoe rechtaan? Of liever een wat ingewikkelder steek met wat meer frivoliteiten?
Of een degelijk weefwerk gemaakt met wol van schapen zelf gekweekt en zelf geschoren? Of een rechthoek macramé, wat u meteen terug naar jongere jaren voert?
Wat de kleuren betreft… kiezen we voor nieuwe bollen in een trendy tint? Maar nee, zeg nu zelf: na nog geen week zijn we weer aan het klooien met restjes wol van vorige jaren. En de nieuw gekochte breipennen liggen precies ook niet zo lekker onder de oksels en we pakken weer ons oude gerief.
Net zoals zal gebeuren met onze voornemens voor het nieuwe jaar. Al snel vervallen we weer in onze oude gewoonten, want liepen die niet lekker?
Op emotioneel vlak hetzelfde liedje. Januari is nog niet half voorbij en het is weer dezelfde train-train. We leggen een lekje smeer op wat zat vastgeroest en we gaan weer door. Ons voornemen om wat meer te relativeren, blijkt moeilijker dan gedacht. We likken onze kwetsuren en smeren wat amandelbalsem op onze littekens, we verdragen het gekonkel dat ’s nachts door ons hoofd miezert.
En toch… toch gaan we er het nieuwe jaar met veel goesting tegenaan. Met gewoon nog meer van wat er was. Stilaan ben ik oud genoeg om te weten dat we nooit opnieuw starten, maar gewoon verder weven met de draden van ons verleden, onze herinneringen, onze gewoontes, ons zo stilaan door de wol geverfde zelf.
Voor 2020 wens ik iedereen heel veel goeds, met misschien de raad niet al teveel goede voornemens te maken en toch ook… niet teveel steken te laten vallen.

Comments

ready to shoot

12/12/2019

Comments

 
Foto
Een stevige discussie over vossen en wolven was de reden dat ik werd uitgenodigd om een jachtpartij mee te maken. Zo kon ik eens met eigen ogen zien hoe dat jagen eraan toe gaat en horen waarom wildbeheer nodig is.
Ik dus present op 7 december, 11 uur in de ochtend, in Watervliet. Een bewolkte dag, maar geen regen,  geen wind. Topweertje om een hele dag over de velden te struinen. Zij zijn met zeven man, niet bepaald een jonge ploeg, maar dynamiek en spirit te over. Vijf van hen dragen een tweeloops. Ikzelf ben eveneens bewapend, met een toestel dat alleen maar zachtaardig klikt. Maar net als zij: ready to shoot.
We gaan ‘jagen voor de voet’ zoals dat heet. We lopen in een rij en speuren naar hazen die zich blijkbaar heel goed verstoppen. De twee prachtige jachthonden, Bo en Ciska, lopen voor, lopen achter, snuffelen ongedurig. We baggeren door de klei die al meteen aan de laarzen gaat kleven, wat het stappen lastig maakt. En we zijn nog maar begonnen!
Hier en daar zien we een ‘pot’ in de grond, een ‘leger’, waarin tot voor kort een haas lag. Dat er toch weer gestroopt werd, mopperen de mannen. Zíj hebben elk een jachtvergunning, waarvoor toch pittige examens moeten worden afgelegd. Niet iedereen kan dus zomaar een geweer aankopen en om het even waar een haas of fazant af gaan knallen.
Zij hebben een aantal hectare waarvoor ze jachtpacht hebben. Toch stappen ze per jaar niet meer dan één keer hun velden door. Per veld wordt maar één keer gejaagd en maximaal een derde wordt geschoten. Het is allesbehalve de bedoeling om het wild uit te roeien, wel om het bestand gezond te houden.
Natuurlijk doen ze het ook omwille van de sport. Ik zie hoe hun jagersinstinct opborrelt wanneer ze hun geweer schouderen en feilloos een fazant uit de lucht schieten. Maar evenzeer zie ik hoe ze met overleg te werk gaan en met grote liefde voor de natuur. Dat merk je aan alles, dat hoor je aan alles. Au fond zijn het stuk voor stuk groene jongens.
Verderop lopen we op een veld met jonge scheutjes wintertarwe. Een haas schiet uit zijn leger en sprint voor ons uit. Maar niet snel genoeg voor de trefzekere kogel. De honden spurten erachteraan en apporteren het dode dier. Een van de hazen moet evenwel nog worden gedood, want hij leeft nog. Dit gebeurt snel en efficiënt. Onnodig leed wordt sowieso voorkomen.
De mannen wijzen me op een ronde pluk bruine vacht. Het is een haas, in een bolletje gerold, de oren plat, hopend dat we hem niet zien. Ik had er zo voorbij kunnen lopen, zo goed zit hij gecamoufleerd. Dat ook de honden hem niet opmerkten, is omdat hij geen reuk afscheidt zolang hij stil neerzit. Dit doet hij pas als hij gaat lopen.
‘Neem maar een foto’, zeggen de mannen. ‘Je kunt nog dichter, nog…’ Ik nader het dier tot op een meter, ik kan hem haarscherp fotograferen. Maar dan flitst het weg, gevolgd door een paar knallen. Het dier is geraakt, meteen dood. Bo apporteert de haas. Ik bied me aan om het dier te dragen. Het is nog warm. Dit hoort erbij en dat wil ik voelen. Toch zolang ik de smaak van een stukje vlees op mijn bord apprecieer, wil ik mijn ogen niet sluiten voor wat daarbij komt kijken. Maar wanneer wat later ook nog een paar fazanten uit de ‘mosterd’, het koolzaad, opvliegen en neergeknald worden, slinkt de kans dat ik met kerst fazantenfilet of hazenrug klaarmaak.  
Wanneer het begint te deemsteren en we huiswaarts keren, heb ik al bij al een goed gevoel bij wat ik zag. Deze mannen jagen met visie en respect. Enige filosofie is hen trouwens ook niet vreemd wanneer we nadien nababbelen bij een overheerlijk maal.
​In de man cave bij de warme houtkachel is het goed toeven. Nippend aan een glas wijn kijk ik rond: jachttrofeeën, een kast vol natuurboeken, een jagershoed mét veer aan een kapstok, een kalender met mooie meisjes en bengelend daaronder een prachtige, dikke vossenstaart.


Comments

aquae sulis

10/7/2019

Comments

 
Foto
Het is een gok, maar wie niet waagt…
Ik gaf daarnet mijn laatste, mijn eigenste exemplaar weg van één van mijn boeken. Een rib uit mijn lijf, niet meer of niet minder.
Het is op goed geluk dat ik De adem van de godin meenam naar de tentoonstelling Voces populi, een Europees project over de latinisatie van de Noord-Westelijke provincies van het Romeinse Rijk. Ik loop niet graag te leuren met mijn boeken, maar ik voelde dat ik het daar moest proberen. Het boek is een Engelse vertaling waard. Bovendien zou het boek dan pas echt thuiskomen. In Engeland en meer specifiek in Bath, Aquae Sulis, in de Romeinse tijd een mondain thermencomplex, gebouwd rond de warmwaterbronnen waar de Kelten eerder al de god Sulis vereerden.
Het was dan ook erg verrassend wanneer ik in de tentoonstelling, naast de vele replica van inscripties op klei, op was, op keramiek, op hout, in steen, ook het vervloekingstabletje zag dat in Bath in het water was gegooid door Vilbia, naar wie ik het hoofdpersonage Vibia creëerde.
Tot mijn verbazing was er ook een klein heiligdom nagebootst waar je een wens kon doen. Kon ik op dat ogenblik iets anders wensen dan een vertaling? Op hoop van de zegen van Sulis dus.
En wat het Nederlands exemplaar betreft? Gelukkig zijn ze nog tweedehands te vinden. Zelfs ‘zo goed als nieuw’. Dus bestelde ik er eentje op bol.com.

Comments

een porto uit 1944

9/8/2019

Comments

 
Foto
De Haan bevrijd op 9 september 1944. Best dat één en ander op de facebookpagina Je ziet van den noane verschijnt, anders hadden we het niet geweten. Eén van de foto’s genomen aan de Driftweg brengt me terug bij de verhalen over mijn grootmoeder, Maria Cattoor.
In nummer 18 in die straat had ze een epicerietje annex wijnhandel A la bonne cave. Dat daar in de oorlog niet veel drank werd verhandeld, lijkt me logisch, en voor de meeste kruidenierswaren moest met bonnen worden betaald. Het was wel zo dat het gezin van mijn moeder door dat winkeltje geen honger had hoeven te lijden.
Angst daarentegen hebben ze wel gekend. Angst voor de bommen. Sommige nachten sliep mijn moeder, toen een jaar of 8, samen met haar ouders (mijn memé en pepé) onder de keldertrap. Een ruimte van amper twee meter op één, waar normaal de aardappelen werden gestockeerd. Comfortabel kon je het moeilijk noemen, maar ze voelden er zich wel veilig.
Wat me verder uit de verhalen van de oorlog is bijgebleven, is dat de relatie met de Duitse bezetter niet alleen maar negatief was. Niet dat mijn grootouders zwartzakken waren, verre van, maar omdat ze een groot huis hadden, moesten ze Duitse soldaten herbergen. In de bovenste kamers sliepen drie soldaten. Na een eerste ongemakkelijk gevoel, werd het geluid van de soldatenschoenen op de trappen zelfs huiselijk en werd de omgang zelfs hartelijk. Het waren tenslotte ook maar jongens die ver van huis waren en om oorlog hadden ze ook niet gevraagd. Aandoenlijk vind ik wat mijn moeder daarover vertelt: ‘Voor ze ’s avonds gingen slapen, mochten ze bijschuiven aan de buzestove en hun voeten warmen. Memé zette dan thee en ze kregen er een stukje chocolade bij.' En pakkend vind ik het verhaal van Emil, want zo heette één van de drie. Hij had erg veel heimwee naar huis en sprak veel over zijn vrouw en vooral over zijn kleine dochtertje. Als respons breide memé poppenkleertjes die hij met Kerst opzond naar huis.
Maar toen de bevrijding een feit was en de Duitsers vertrokken, waren mijn grootouders net als de meeste anderen erg blij. Om dat te vieren kochten ze een kistje exquise porto uit 1944. Die flessen werden slechts opengemaakt op zeer speciale gelegenheden en zo bleven er toen mijn grootouders gestorven waren, nog twee in hun kelder liggen. Eén ervan opende mijn moeder ter gelegenheid van het afstuderen van haar oudste kleinkind. Ondertussen is dat al 20 jaar geleden, maar toen smaakte de porto al mierzoet en lichtjes muf. De laatste fles gaf ze aan mij. Ik heb hem hier thuis staan en ik zorg er goed voor. En nee, hem kraken doe ik niet. Ook niet ter gelegenheid van 75 jaar bevrijding.

Comments

KERMIS IN DE HAAN

8/22/2019

Comments

 
Foto
Kermis in De Haan. Het herinnert me aan de tijd dat ik god ganser dagen op de paardenmolen zat. Rondjesdraaien tot een lichte duizeligheid optrad. De reden was dat de molen voor ons huis stond en dat zij zowel water als elektriciteit bij ons namen. Er liep een lange elektriciteitskabel en buiten hadden we een kraantje. In ruil daarvoor kregen we een stapel bonnen. Allemaal ‘goed voor één rit’, maar het waren er wel een stápel. Dat waren vele, vele ritten. Bovendien was ik nogal sterk in het grijpen van de flosj. En hoe meer die man de flosj van me wegtrok, hoe sneller ik die te pakken had. Het bleef dus maar duren, dat op en neer op die paardjesmolen. Als kind was ik was zot van de kermis. Zelfs nu is het gezicht van de man met de flosj nog één van de meest scherpe herinneringen uit mijn kindertijd.
De liefde voor kermissen en paardenmolens is me ondertussen wel goed vergaan. En niet alleen omwille van het gejengel en het lawaai dat ermee gepaard gaat. Er gebeurden twee ingrijpende, zelfs erg pijnlijke zaken terwijl de kermis voor onze deur stond.
De eerste gebeurtenis was in 1983, we woonden toen in Messancy. Eén keer per jaar was er kermis. En vermits ons huis aan de marktplaats paalde, stond hij vlak voor onze deur. Mijn kinderen, toen 7, 5 en 3, waren door het dolle heen. Voortdurend liepen ze in en uit het huis. Naar buiten om de attracties te bekijken en naar binnen omdat ik riep dat het wel even genoeg was. In en uit lopen en daarbij uitgelaten zijn... dat vraagt om accidenten. En inderdaad: het vingertje van één van de drie zat tussen de voordeur. In allerijl moesten we naar de kliniek.
De tweede pijnlijke gebeurtenis was in De Haan. Het jaar 2001. Mijn vader was al een tijd ziek. Het ging hoe langer hoe minder. Zijn laatste dagen waren rond 20 augustus, tijdens de jaarlijkse kermis. Het was avond. De lichten, de muziek, het lawaai drong binnen in huis, drong binnen in de slaapkamer. Mijn vader stierf met de kermis binnen handbereik.

Comments

zeventien frank

8/14/2019

Comments

 
Foto
Mijn vader had een slagerij in De Haan. Of liever een boucherie. Net als de meeste andere winkels en horecazaken aan de kust had zijn slagerij een Franse naam. Hij had zijn boucherie trouwens Hollandaise genoemd. Een contradictio op het eerste gezicht, maar dat hij in Utrecht het vak had geleerd, verklaart al veel. Hij had zich kunnen vestigen op de plek van mijn grootmoeders wijn- en likeurwinkel A la bonne cave. Die Franse benamingen waren in de tijd van mijn grootmoeder niet ongewoon, want toen was het toerisme nog een zaak voor de gegoede burgers die graag vertoefden in le Coq-sur-mer.
Toen mijn vader in 1954 zijn winkel opende had het toerisme was het niet alleen meer de Franstalige bourgeoisie die hier op vakantie kwam. Het toerisme had al een totaal ander gezicht. Iedereen kon zich een vakantie aan de kust permitteren. De congé payé had ervoor gezorgd dat het voor iedereen mogelijk werd om toch een keer in het jaar op reis te gaan. De vakantie hoorde er vanaf nu helemaal bij.
In die tijd was onze kust een gegeerde bestemming. Dagjestoerisme was niet echt aan de orde, zeker niet in De Haan, men huurde liever een appartement, een villatje of een paar kamers bij particulieren voor veertien dagen of een maand. Ook in een houten huisje op één van de campings kon men terecht. Zo lagen er verschillende grote campings in De Haan aan de Driftweg naar Wenduine toe. Het was een perfecte locatie. Even de duinbosjes door en daar waren al de duinen met daarachter de zee.
Typisch voor die jaren zestig was dat sommige commerçanten aan huis leverden. Dat was zowel aan hotels, villa’s, maar dus ook aan de mensen in de campings. Zo deed mijn vader rond een uur of zes de toer van de huisjes op een aantal campings en noteerde hij de bestellingen die de volgende dag werden klaargemaakt en afgeleverd. Op het buitenste roze vel schreef mijn moeder in grof potlood het nummer van het huisje en het af te rekenen bedrag.
De taak om de bestellingen te brengen, was de taak van de jobstudent, de gast, maar wanneer hij er niet was, werd ik er op uitgestuurd. Ik was toen nog maar een jaar of twaalf, maar blijkbaar niet te klein of te jong voor de stevige zwarte mannenfiets met voorop de grote rieten mand met vlees en charcuterie.
Meestal kreeg ik bij de levering dan een centje drinkgeld. Een frank of een halve frank was dat en zo spaarde ik eens op een paar dagen zeventien frank. Zeventien frank! Dat was in die tijd een heel bedrag voor een meisje van twaalf. Die schat hield ik bij in het zakje van mijn short. Ik hoorde het rinkelen bij elke stap. Maar tegen de avond was ik mijn centen al kwijt. Ik deed in die tijd namelijk niets liever dan koprollen en op mijn handen staan. En met een schat in je broekzak, doe je dat dus beter niet.
(Een aangepaste versie van deze tekst in de publicatie ‘Camping Kust’ van Kusterfgoed)

Comments

staldeur

5/17/2019

Comments

 
Foto
​En ik die dacht de Stories uit de stal te hebben afgesloten. Het boek geschreven, gedrukt, lovend ontvangen en dan in kasten en bibliotheken gezet. Los van een enkele lezing te lande, een voordracht te velde, was dit voor mij zo stilaan een afgesloten verhaal. Maar nu ik voor Kusterfgoed ben begonnen met het interviewen van oude boeren hier uit de polders, gingen de staldeuren weer wagenwijd open. Op zoek naar oude verhalen kwam ik aan de praat met Joseph en wat hij vertelde versmolt met de verhalen van de veeartsen. 
Zo vertelde Joseph Zwaenepoel, een 88-jarige boer uit d’Heie, de Vosseslag, over de gewoonte om niet alleen de veearts, maar ook de smid en de zadel- en gareelmaker te betalen met Sint-Elooi, op 6 december. 
Hij vertelde hoe na Palmzondag de takjes palm in huis en stal en bij sommigen ook op de hoeken van elk veld en elke weide. 
Hij vertelde hoe zijn moeder de koeien zegende wanneer ze in het voorjaar weer de weide in werden gedreven. Met een palmtakje sprenkelde ze wijwater en daarbij sprak ze met luide, bezwerende stem God zegene en beware je, en spaar je, van moord en brand, en de boze vijand…
En hij vertelde over een zekere boerenknecht, Somers, die heel snel en ook lange afstanden kon lopen. Zo moest hij op een nacht de veearts gaan halen in Oostende. Het was de befaamde Adriaenssens. Toen de veearts zijn paard voor het eenmanskoetsje had ingespannen, vroeg Somers of hij mee kon. Maar voor Somers was geen plek en dus ging hij maar weer lopen, zich wel vastklampend aan de achterkant van het koetsje. Zo liep hij het hele eind terug, halvelings meegesleurd door het paard. Aan de Blauwe Sluis liet hij los en liep rechtdoor de Sliekstrate in. Adriaenssens die daar niet door kon met de koets, moest een grote omweg maken, zodat de knecht een ruime voorsprong kon pakken. En wanneer de veearts een poos later bij de stal met de zieke koe aankwam, kon zijn ogen niet geloven: daar stond de knecht al klaar, de lantaarn in de hand. 
En zo voelt het ook voor mij: telkens opnieuw voel ik me opgewacht in de stal, telkens opnieuw laat ik me verrassen. 

Comments

helpen verjaren

4/10/2019

Comments

 
Foto
Wat een overdaad aan wensen… via facebook en mail, telefoon en post… zelfs google zette dansende vlammetjes op zijn letters. Ik ervaarde het als ‘helpen verjaren’, 'me helpen om 65 te worden’…
Niet dat ik moeite heb met mijn leeftijd, maar met de jaren wordt het beeld in de spiegel steeds discrepanter met hoe ik me voel in hoofd en lijf. Ook is er het gegeven dat ik zeer (zeer) binnenkort op pensioen ga. En daarom voelden al die wensen zo welkom. Als helpen verjaren dus.
Het begon al vorige week met een telefoontje van de Krant van West-Vlaanderen. Compleet out of the blue belden ze me met de vraag of ze een stukje mochten schrijven over mij en mijn boeken. Ze hadden namelijk ‘vernomen’ (waar en hoe?) dat ik 65 werd. Niet dat ik sta te springen voor zo’n stuk in de krant met foto, maar alles voor de boeken nietwaar? En zeker nu de tweede druk van Stories uit de stal net is verschenen en de uitgeverij die toch ook graag verkocht wil zien, is alle vorm van reclame meegenomen. Dat het interview via de telefoon moest gebeuren, nam ik er maar bij. En het foutje dat in de tekst sloop, ook. Dat ik graag nog een historische roman voor volwassenen wilde schrijven, stond er als afsluiter. Forget it! Daar hebben we geen aspiraties voor.
Dan was er zondagochtend een babbel in het gemeentehuis van Zuienkerke met Ludwig Vanderbeke voor een zeer geïnteresseerd publiek. Het voelde goed om te vertellen over de veeartsen van het boek en ook een beetje over mezelf. En toen ik een ruiker bloemen voor mijn komende verjaardag kreeg, was ik wat gedaan. Maar ook dat vleugje emotie hielp om de kaap te ronden.
Minder troost evenwel bracht me de nacht. Niet dat ik slecht had geslapen, maar ik kreeg niet één, wel twee nachtmerries. En dat op de ochtend van mijn verjaardag. Was ik dan misschien toch bang om vijfenzestig te worden? Ik kwam een beetje dizzy wakker. Maar gelukkig waren er de warme armen van mijn lief. En het gefluister in mijn oor: elektrisch en fiets…
Met het vooruitzicht op soepel pedaalwerk, was 65 worden dus echt wel een feest.


Comments

c'est pour un vêlage...

1/26/2019

Comments

 
Foto
We woonden nog maar pas in ons huis in Hondelange. Het was midden in de nacht, een novemberavond, guur weer. Onze kleine vent van een half jaar oud lag diep te slapen en wij lagen ook in bed. Of liever, we lagen te slapen op een matras op de grond, want een bed hadden we toen nog niet. Er werd geklopt op de voordeur, een bel hadden we toen ook nog niet. Het was de boerin van het boerderijtje net om de hoek. C’est pour un vêlage… zei ze hijgend want ze was nogal corpulent en had het hele eindje gelopen. Ze hadden al geprobeerd om het kalf eruit te trekken, maar het ging niet. Dat er een césarienne nodig was, zei ze stellig.
Jan schoot zijn kleren aan, grabbelde zijn gloednieuwe kiel en al even gloednieuwe instrumenten mee. Zenuwachtig keek hij me aan. Of ik mee wilde? Ik dacht natuurlijk eerst aan onze kleine man en ik ging even kijken. Hij sliep rustig, er kon niets gebeuren. Als ik daar nu aan terugdenk, vind ik dit absoluut onverantwoord, maar ik was toen nog erg jong en het waren andere tijden. Ik ging dus mee. Het was ook maar om de hoek en uren zou het ook wel niet duren?
Het was donker in de hoeken van de stal, maar boven en rond de koe gaf een lamp het nodige licht. Het geurde er naar stro, meer nog naar mest. Het was koud. Jan schoot zijn kiel aan, schoor een rechthoekige lap vel en ontsmette. De aluminium doos met instrumenten tingelde bij het openmaken. Jan zag bleek als een versgewassen luier. De spuit, de flank. Tien inspuitingen op een rij. De koe sloeg even met haar poot, loeide. De scalpel, de snede. Eerst de huid, dan de spieren. Er was bloed, maar niet overdreven veel. Jan duwde een pootje van het kalf tegen de wand van baarmoeder en dan sneed hij. Een delicaat moment. Jan ging met zijn armen, zijn mooie, lange gespierde armen in de baarmoeder, hief het kalf er uit en lei het neer. Glibberig, nat… De boerin veegde het droog met stro. Met de naald gedraad met catgut naaide Jan met regelmatige steken de baarmoeder toe. Dan met andere draad het vel.
Ik was ongelooflijk trots op hem en wanneer ik zag dat hij eindelijk wat ontspande, was ook ik gerust.
Ik liet hem verder werken, voor mij was het hoog tijd om me naar huis te haasten. Ik bleef beneden wachten. Het duurde een hele poos voor hij weer thuis was, want natuurlijk moest zijn eerste klant, zijn eerste keizersnede beklonken met een glaasje quetsch. 

Comments

nikon, boom, paard en ik

12/29/2018

Comments

 
Foto
​Het voorbije jaar was zwaar. Naast fulltime job en geregeld de kleinkinderen over de vloer, waren er de stories uit de stal af te werken. De lange interviews in smulklare teksten gieten was nog te doen, maar daarna de foto’s schieten, was heavy. Met momenten ging dat toch met enige stress gepaard. Niet zozeer omdat ik zowat alle mannen moest vragen hun onelegante safarishort te wisselen voor een decente lange broek, maar omdat ik nu eenmaal geen beroepsfotograaf ben en omdat mijn fototoestel ook al zijn beste dagen heeft gekend.
(Bovenstaande foto: Stefaan Camerlynck wilde perse even de rollen omdraaien).
Maar veel werk of niet, veel stress of niet, het boek ligt er. Het werd goed ontvangen, kreeg de nodige pers en zal wellicht net als Vissersvrouwen, Naar Island en Gêrnoars een blijvertje zijn.  
En om het leed helemaal te doen vergeten: de reacties van de veeartsen waren zo hartverwarmend. Stuk voor stuk zijn ze zijn trots op het boek, blij dat ze eraan meewerkten. 
Met deze dagen kreeg ik wensen van verschillende onder hen. Prozaïsch van inslag over het genot van te kunnen genieten van alle gangen van het kerstmenu zonder de quasi zekerheid dat de telefoon zal rinkelen en ze de kou en de stal worden ingejaagd.
Andere wensen dan weer filosofisch. Ik citeer: ‘Ik mag het jaar niet pessimistisch afsluiten want de uil heeft weer op het terras gekakt, venus staat ’s morgens te blinken in het oosten, mijn bijen zijn gezond, mijn schapen zullen in februari lammeren. Ik heb ook nog fruitbomen geplant en hoop er de vruchten van te plukken.’
Een bedenking waar ik toch een poos stil bij sta. Met het nieuwe jaar in het verschiet, het bijzondere jaar waarin ik op pensioen ga, vraag ik me ineens af of ik volgend jaar opnieuw een boom zal planten. Of zal ik alleen maar de vruchten plukken? 

Comments

moeder en dochter

11/25/2018

Comments

 
Foto
​Mijn moeder heeft wel eens vaker kritiek en commentaar op mij. Soms terecht, soms onterecht. Maar waar ik nooit verkeerd mee kan doen, is met een publicatie. Daarop is ze gegarandeerd beretrots. Of het nu een stuk is over strandbloemen of visserstatoeages in NEST, of een outing betreffende een auditief probleem in PLUS-magazine, het is altijd applaus. Nog meer bijval krijg ik wanneer ik een boek op de markt gooi.
Neem nu mijn laatste. Stories uit de stal. Al tefrente keer mocht ik horen ‘dat het zo vlot leest’ en ‘zo boeiend is’ en (nog beter) ‘wellicht een succes zal worden’. De twee eerste bedenkingen aanvaard ik met een dankbare glimlach, bij het derde heb ik gerede twijfels.
Aan trots op haar oudste dochters’ schrijverschap zal het mijn moeder dus niet ontbreken. Maar soms is het er een beetje over. Ze durft namelijk al eens een boekhandel waar ze toevallig langskomt, binnen te stappen met de vraag of het boek er wel ligt. Zonder er een te kopen natuurlijk, want ze kreeg een exemplaar van me cadeau. Die demarche is charmant aan de ene kant, beetje gênant aan de andere kant.
Maar toch streelt het me, maakt haar appreciatie me blij. Want zoals een moeder altijd moeder blijft, blijft een dochter altijd dochter. Al ben ik ei zo na 65, zij 85.

Comments

jan

10/27/2018

Comments

 
Foto
​Ik was aanvankelijk van plan om ook hem te interviewen.
Bij nader inzien niet zo’n goed idee.
​Hij was er niet echt happig op en ikzelf had ook mijn twijfels, want het gesprek had alle kanten op kunnen gaan.
Was het de goeie kant opgegaan waren misschien een overdosis nostalgische gevoelens, een hoop emotie en misschien zelfs een zweem van intimiteit naar boven geborreld. Maar dan was ik ver van de stal uitgekomen.
Het had evengoed de rancuneuze kant op kunnen gaan, met wrok en verwijten heen en weer. En dan zouden het vele gesprekken zijn geworden vooraleer we tot de kern van de zaak, de stiel dus, waren geraakt.
Een interview met Jan zou bovendien geen gelijke tref hebben gelopen met de andere gesprekken. Het zou een totaal ander stuk zijn geworden. Zeker niet oninteressant, maar helemaal anders.
Ik kon hem echter niet helemaal doodzwijgen. Die zes jaar dat we daar samen waren in die uithoek van Luxemburg liet immers heel wat herinneringen na.
Daarom heb ik hem een paar keer binnengesmokkeld in het boek. Die affaire met de katrienewielen (te gek voor woorden) en zijn eerste keizersnede in het boerderijtje net om de hoek. Ik zie de boerin nog in ons deuregat staan, ietwat hijgend… C’est pour un vêlage… 

Comments

de koeien rond mijn huis

10/3/2018

Comments

 
Foto
​Vanuit elk raam van mijn huis heb ik zicht op koeien. Vanuit mijn living tot aan de wei ligt een klein straatje en tussen mijn tuin en de wei ligt niet meer dan een grachtje. Zo smult er wel eens een koe van de krulwilg, durf ik al eens bezoek krijgen van een koe in mijn kruidentuin en snuffelt al eens een vaars aan mijn auto.
Het is dus niet vreemd dat ik iets met die beesten heb. Zeker wanneer ik boven aan het schrijven ben, brengt dat grazende en herkauwende vee me tot rust. En op een of andere manier matchen ze perfect met de windmolens die wieken op de achtergrond.
Ik maak me soms zorgen om hen. Wanneer de nachten neigen naar het vriespunt en ik lekker onder mijn warme dons en naast een warme man lig, denk ik aan de koeien. Hoe de kou doorheen hun vacht in de toekomstige biefstukken kruipt. En wanneer het een dag lang slagregent en ze proberen wat te schuilen onder een armzalig knotwilgje, hun kont naar de wind toe gedraaid, voel ik hun heimwee naar de beschutting van de boerderij. Dan verlangen ze naar de stal. Als is het daar op culinair vlak geen top. De silo lijkt me niet appetijtelijk en het hooi is toch wel droog. Dan staan ze wellicht alweer te verlangen naar de zomer en het gras dat groen zal zijn en sappig. 

Comments

carnivoor

9/23/2018

Comments

 
Foto
Ik durf al bijna niet meer te zeggen dat ik kan genieten van een goed gebakken entrecôte. En dat ik ze goed kan bakken, durf ik graag te beweren.
Het is een boude uitspraak, nu ik net op het nieuws verneem dat slagers zich tegenwoordig moeten beschermen tegen veganisten die zich posteren voor hun etalage. Roepend en brullend, een dode big babygewijs in de armen.
En jawel, ik begrijp enigszins dat de mensen zich vragen beginnen stellen. Er was de varkenspest in 1985 (onlangs opnieuw opgedoken bij de everzwijnen in onze Ardeense bossen), er was de dioxinecrisis, er was de dolle koeienziekte… Parallel ermee kwamen schandalen in slachthuizen aan het licht. De beelden die we zagen, konden niet door de beugel, echt niet, maar waarom een hele sector over de kam scheren? Waarom de hele vleesindustrie verketteren?
Ook de koeien komen er niet ongemoeid vanaf: teveel scheten, teveel CO2-uitstoot. Wetenschappers buigen zich gelukkig over het probleem. De voeding van de koeien kan aangepast worden. Met minder flatulatie, minder CO2.
En ik weet het wel: groenten en graan, kwallen en zeewier hebben een kleinere ecologische voetafdruk dan varkens en schapen, en koetjes en kalfjes… hun hoeven en hoefjes beslaan hele lappen grond.
Maar desondanks blijf ik graag vlees eten, liefst rood vlees, niet al te doorbakken. En ik serveer het graag in familieverband, want mijn kleindochters, allemaal fijn en freel, zijn stuk voor stuk behoorlijk carnivoor.

Comments

urgent

8/25/2018

Comments

 
Foto
​Ik ben nu al wel enige dank verschuldigd aan de mensen die voor mij op zoek gingen voor een passend beeld voor de kaft.
Het veterinair verleden, het archief van de faculteit Diergeneeskunde in Merelbeke, met Dr. Luc Devriese op kop, doorploegde hun hele hebben en houden, maar tussen de oude instrumentaria, de antiquarische boeken en beduimelde studentencursussen, was er geen passende foto te vinden. 
Niels Dhaeze maakte als student een prachtige reeks over zijn vader, Jan. Puntgaaf! Zie foto. Hoe hij de technische, medische handeling van een keizersnede op zo'n bijzondere, mooie manier vast kan leggen, draagt mijn opperste bewondering weg. Lag het aan mij, zette ik dat op de cover, Gaia ten spijt. Maar helaas, de uitgeverij wil geen bloed dat van de kaft spat.
Van Jan Desmet van Mendop vzw (Mens en Dier op papier) kreeg ik een foto uit de jaren zestig. Sterke foto, met toetsje lief en leuk. Maar opnieuw helaas, mijn veeartsen deden zo weinig kleine huisdieren. 
Franky Annys, een landbouwer uit de streek zond met een afbeelding van een veearts met een potekarre. Sprekend, maar esthetisch gezien, niet zo'n dikke duim.
Natuurfotograaf Misjel Decleer zocht urenlang in zijn archief, terwijl hij op dat moment andere zaken aan zijn hoofd had. Merci Misjel, merci, merci. Mooi gerief kwam daar uit, foto’s die zo aan de muur kunnen. Maar qua thematiek niet echt tout the point. Helaas.
En dan was er Chantal Bisschop van het Centrum voor Agrarische Geschiedenis. Zij haalde samen met een collega heel hun archief overhoop. Veel boeren, veel koeien, veel tractoren. Maar een veearts? Forget it! Wel eentje, een foto van rond 1950. Een veearts die een tuberculinestest bij een koe uitvoert. Maar niet sprekend genoeg om lezers te lokken. Helaas dus, opnieuw.
Maar we geven niet op – onze zoektocht gaat verder.  De spanning stijgt, de urgentie ook.

Comments

zoeken naar cover

8/21/2018

Comments

 
Foto
Ach, de perfecte cover vinden voor een boek, het is geen kattenpis. En al zeker niet voor dit boek. Afbeeldingen van veeartsen zijn al moeilijk te vinden. En veeartsen zonder sloten bloed en bakken mest, nog moeilijker.
De uitgeverij vond er een die zou kunnen passen. Zelf had ik iets anders voor ogen. Maar eerlijk gezegd, had ik dat wel vaker. Het eerste moment was ik zelden tevreden met de voorgestelde cover.
Die keer voor ‘Inkt’ was het anders. Dat was meteen een coup de coeur. Maar het was dan ook ontworpen door niemand minder dan Brody Neuenschwander. Het ontwerp hangt hier trouwens nog altijd in mijn bureau.
​
Maar dat dit keer is het wel bijzonder moeilijk. Ik had nochtans bij iedere veearts om foto’s gevraagd. Samen met hen heb ik zitten bladeren door albums. Wel hadden ze afbeeldingen van technische handelingen: een bistourie die de buik van een koe opensnijdt, een arm die verdwijnt in de kont van een vaars, een spuit bij de nek van een stier…
Bijgaande foto vond ik zelf qua tinten wel oké en passen bij de sfeer van de verhalen. Het is Ludo Ruytjens in zijn jonge jaren. Hij begint aan een keizersnede. Maar de uitgeverij vindt het helemaal niet spreken. Ze hebben gelijk, moet ik toegeven. De veearts kijkt beter in de lens, en koe of kalf of big ook, als het even kan.
Lastig moment dus. Want ik wil zo graag een mooie kaft, die perfect past bij de inhoud. Het is het inpakpapier van het verhaal, van de tekst. Het moet lokken, het moet verleiden. Het moet roepen: ‘Pak me dan, pak me even vast, draai me om, lees de achterflap, toon een momentje interesse… neen, kopen hoeft niet (graag natuurlijk, maar hoeft niet) – pak me alleen even vast!’

Comments

longhorn

8/18/2018

Comments

 
Foto
Even wennen toch. De heuvels, de weiden en muurtjes, de dreigende luchten, het magische licht van de Yorkshire Dales geruild voor een raam met uitzicht op de polders. Het stappen, het klimmen en dalen, het benenwerk geruild voor het zittende gat achter mijn bureau. Stafkaart en kompas gewisseld voor laptop.
Opnieuw aan de slag vandaag, want de teksten wil ik klaar en binnen tegen eind augustus.
Veel werk nog. En ondertussen de sokken vol zweet, T-shirts met een geurtje en broeken vol modder in de was. Wat mails beantwoorden en een rekening betalen.
Straks ook nog koken. Spaghettisaus. Eens wat anders dan likkebaardend wachten aan een tafeltje in een restaurant of pub. En weer denken aan die succulente ribeye van een of andere longhorn, met die kaan vet aan de zijkant, klodder vet middenin. Ach, laat ze hier nu alstublieft stoppen met het Belgisch witblauw, de vetarme dikbillen die malser klinken dan smaken. 

Comments

morfologie

8/6/2018

Comments

 
Foto
Merelbeke, campus Diergeneeskunde.
​Museum voor Morfologie.
In paviljoen 22, hadden ze me aan de receptie van het decanaat gezegd. En dat ik er gewoon mocht binnengaan, maar er wellicht niemand zou zijn. Inderdaad, ik ben er helemaal alleen en dat is een bijzondere ervaring.
Ik kom oog in oog te staan met een aantal imposante skeletten. Een beer, een aap, honden, kalveren… Ook staat er het paard met de ruiter, ondertussen verheven tot kunstobject.
Ik loop verder en verzeil tussen de rariteiten: een kalf met twee koppen, een met vijf poten en een die zo onwaarschijnlijk raar gedraaid staat, dat ik er kop noch staart krijg.
Ik slenter verder tussen de vitrines met plastinaten van bloedvaten en organen, en het vele vel en vet en vlees in glazen bokalen. Cystes, tumoren, stukken hersenen, lappen placenta…
Maar dan is er iets wat mijn onverdeelde aandacht trekt. Ik ga op mijn knieën zitten om ze beter te kunnen zien, want ze staan helemaal onderaan, je zou er zo over kijken. Een drietal kinderfoetussen. Hoe vreemd hier tussen al dat dierlijk geweld, die kinderlijkjes met de kleur van ivoor en puntgaaf bewaarde gezichtjes. Onwezenlijk mooi, als van geschilderde engeltjes, al durf ik dit bijna niet te zeggen. Maar evengoed luguber, macaber.
En dan moet ik even slikken. Nummer 300. Een foetus van minstens acht maanden, de beentjes helemaal aaneengegroeid. Sirenomelia. Zeemeerminnensyndroom.
Ineens ervaar ik de stilte als beklemmend en het is er plots warmer dan aangenaam. Ik trek voorzichtig de deur achter me dicht. 

Comments
<<Previous
Forward>>
    Af en toe een babbel.
    Over zee en strand,
    over hooi en stro
    en polder,
    of over mezelf.

    Archieven

    November 2022
    May 2022
    March 2022
    February 2022
    September 2021
    July 2021
    June 2021
    May 2021
    April 2021
    March 2021
    January 2021
    December 2020
    November 2020
    October 2020
    September 2020
    August 2020
    July 2020
    May 2020
    April 2020
    March 2020
    January 2020
    December 2019
    October 2019
    September 2019
    August 2019
    May 2019
    April 2019
    January 2019
    December 2018
    November 2018
    October 2018
    September 2018
    August 2018
    July 2018
    May 2018
    April 2018
    March 2018
    February 2018
    January 2018
    December 2017
    November 2017
    October 2017

    Categorieën

    All

    RSS Feed

Proudly powered by Weebly
  • home
  • boeken
  • stories
  • si en la
  • bio