![]() Een typmachine is nooit mijn ding geweest, hoewel ik een immense bewondering had voor wie daar met roffelende vingers op kon werken. En die bewondering was er zeker voor schrijvers die er vingervlug verhalen op neerzetten. Niet dat ik geen typmachientje had, maar ik zat daar vreselijk op te klooien. En eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik nog steeds met een tweetal vingers rechts en tweetal vingers links aan het klunzen ben. Maar het klavier van een pc laat zich gewilliger mishandelen dan het toetsenbord en het lint van een typmachine. En dan spreek ik nog niet over het verbeterwerk. Zinnen weg, woorden bij, verplaatsen, knippen en plakken: op een pc is dat allemaal een fluitje van een cent. Al moet je natuurlijk niet verwachten dat de pc wonderen voor je zal doen. De computer was een zegen, maar toch duurde het een hele poos vooraleer ik er mijn teksten meteen op intikte. Ik schreef mijn verhalen nog heel lang met pen op papier. Pas wanneer de laatste zin was geschreven, kon het tikken beginnen en kon ik terzelfdertijd al wat gaan polijsten en kalefaten. Wanneer mijn vingers steeds vlugger over de toetsen vlogen, werd ik al wat ‘stouter’ en ging meteen op de computer aan de slag. Mijn ‘manuscript’ was dan gereduceerd tot schriftje met verhaallijnen en wat zinnen en woorden, linken en data, een leidraad. Het ging steeds vlotter en toetsen en scherm werden vrienden. Ik werd zo zelfzeker dat ik vaak niet eens meer de moeite deed om de tekst veilig op te slaan. Ik ging maar door, pagina na pagina, zonder het besef dat er iets fout kon gaan. Wat op een dag natuurlijk gebeurde. Nota bene midden in ‘Inkt’, een verhaal over de uitvinding van de boekdrukkunst. Ik zat zowat halfweg toen één van mijn vingers op een knopje terechtkwam waar het absoluut niet had mogen landen. In minder dan een seconde zag ik de hele tekst slinken tot amper een pagina of twee. Ik probeerde nog wat toetsen aan te slaan, waarbij ik het gevoel had een reddingsboei te gooien in een zee die alleen maar schuim was. Het liep helemaal fout en ook de computerspecialist die ik erbij haalde, wist de tekst niet terug te halen. Dat was een heftig moment. Zoveel tijd, zoveel energie verloren. Was ik ook mijn verhaal kwijt? Of zat het nog in mijn hoofd? Moest ik herbeginnen of moest ik het laten gaan? Was het misschien een teken van Gutenberg van hierboven? Dat ik er compleet naast zat? Dat het helemaal niet zo gelopen was? Toen sloeg ook de twijfel toe op andere terreinen. Was ik goed bezig met mijn leven? Nam ik misschien teveel hooi op mijn vork? Stopte ik niet beter met al dat geschrijf? Na een paar dagen foeteren en kolèrig rondbaggeren, nam ik het verhaal weer op. Herbegon ik. Op pagina drie dus. Het ging vlot, want de woorden zaten in me, ik kon ze moeiteloos weer oproepen. Of de tweede versie beter was dan de eerste versie, of net minder goed, blijft een vraag. Maar ik leerde wel een les: lappen tekst verliezen is me nog amper overkomen. Meteen alles intikken, bleef ik wel doen. Tot nu. Steeds vaker schrijf ik weer met pen op papier. Mijn hand zien dansen op de lijntjes van een schriftje, geeft me troost, én kracht. Maar het moet wel een moleskineschrift zijn, zoëen met een harde kaft, zodat ik het mee kan pakken naar de sofa, in bed en in de tuin. En met een elastiek dat de woorden bijeenhoudt. |
Af en toe een babbel.
Over zee en strand, over hooi en stro en polder, of over mezelf. Archieven
August 2023
Categorieën |