![]() Op facebook zag ik het bidprentje passeren van een visser: Ferdinand Guilbert. Het bijschrift luidde: ‘Op vischvangst meegevaaren naar den Witten Bank, is men tot op heden, 20 november 1935, van heel bemanning zonder teeken of noodsein gebleven! Vergaan? God hebbe hun ziel.’ Ferdinand was oudste matroos op de O.183 Generaal Jacques. Hij liet een vrouw na en een zoontje met dezelfde naam, FERDINAND. Ik was even van mijn melk. Dat zoontje, Ferdinand, beter gekend als Fernand, kénde ik. Ik heb hem zelfs tal van keren gesproken. Stevige, warme, soms diepgaande babbels over de visserij. En over hemzelf. Zo vertelde hij me over de dag dat hij hoorde dat zijn vader op zee gebleven was: ‘Ik was zeven jaar en mijn tante had me meegevraagd naar de cierk, de vismijn. Dat was een heel evenement en ik had me die namiddag rot geamuseerd. Maar toen ik thuiskwam, was mijn vader er niet. Vreemd… was hij dan niet thuisgekomen? Was hij alweer weg? Hij zou toch een paar dagen thuis zijn, tussen twee reizen in? Hij was meteen bij aankomst van een vorige reis weer gevraagd om in te springen, om iemand te vervangen, zei mijn moeder. Dat gebeurde wel eens wanneer iemand van een ander schip ziek was gevallen en ze een bemanningslid te kort hadden. Ik was heel verdrietig, ik weende, want na drie weken begin je toch al eens je vader te missen. Hij was dus weer vertrokken, voor een nieuwe reis. Zonder goeiendag, zonder kus of knuffel, zonder het gebruikelijke God zegent je en het kruisje op mijn voorhoofd. Ik weet nu nog goed dat ik een raar gevoel had; er was iets wat niet klopte, iets wat me dwars zat. Ik had een heel vreemd voorgevoel, hoewel ik dat als klein ventje niet kon benoemen. Een paar dagen later zag ik op een avond mijn vader aan ’t deurgat staan, hij had zijn olieboai aan en op zijn hoofd droeg hij zijn zuidwester. Hij was kletsnat, het water droop van hem af. Mijn moeder was in de keuken koffie aan het zetten voor hem. Wat dat precies geweest was, ik weet het niet. Was het een droom geweest? Een zinsbegoocheling? Heb ik mijn vader echt zien staan? Ik weet het niet. Maar mijn vader is van die reis niet meer teruggekeerd.’ Maar ook het verhaal over de ring met de zeemeerminnen dat Fernand me vertelde, past volledig in dit verhaal. Tijdens onze gesprekken was die ring me al opgevallen. Zo’n soort Jugendstilring leek me vrij ongewoon voor een visser. Hun geschubde benenwerk was wat afgesleten en ook hun borsten hadden wat aan weelderigheid ingeboet, maar nog overduidelijk zeemeerminnen. Bleek nu dat het de ring van zijn vader was. De initialen waren nog perfect te lezen. FG. ‘Dat we die ring nog hebben, is omdat mijn vader die nooit aandeed toen hij ging varen.’ Zelf droeg Fernand die ring ook nooit op het schip. Omdat het sowieso veiliger is zonder. Maar later droeg hij hem dag-in, dag-uit. De ring met de zeemeerminnen en met de initialen van hemzelf en van zijn vader. Twee jaar geleden is Fernand gestorven. Ze zijn weer samen. Op de eeuwige visgronden vissen ze zij aan zij. FG en FG. |
Af en toe een babbel.
Over zee en strand, over hooi en stro en polder, of over mezelf. Archieven
August 2023
Categorieën |