Vanochtend kwam de huisdokter langs. Al had ik hem liever niet moeten zien, deed het me goed, want het was weer een fijne babbel, een warm contact.
Stethoscoop en knijpertje op de vinger vertelden wat we al wisten: te weinig zuurstof, te weinig longinhoud. Daarvoor zijn er drie ‘oplossingen’. Minder inspanning leveren. Maar het meisje in mij kan zo moeilijk haar tempo minderen. De drive zit er nog in, al is er zoveel dat niet meer lukt: simpelweg eten en praten vragen al een bom energie. Een tweede ‘oplossing’ voor mijn symptomen is een zuurstofapparaatje dat ik af en toe in mijn neus kan duwen. Dat zou een beetje kunnen helpen. Maar zou ik me dan niet teveel als een ballonnetje gaan voelen? Ten derde kan de medicatie nog wat opgedreven worden, wat me het gevoel zou geven om vrijer te ademen. Maar als meer lucht in mijn longen ten koste gaat van lucht in mijn hoofd, dan pas ik daarvoor. Als ik dit allemaal als buitenstaander zou lezen, was ik wellicht aan het gruwen. Toch valt het allemaal wel mee. Als het jezelf overkomt, heb je nog enige controle. Of je hebt toch het gevoel dat je nog wat de baas bent en nee mag zeggen tegen de dokter en ook ja. Ik vind het zo mooi dat hij me laat meedenken. Wat me verder steeds weer verrast, is hoe sterk een mensenlijf is. Veel sterker dan ik ooit voor mogelijk hield. Hoe ik me telkens weer aanpas, stapje achteruit zet, meer kan verdragen. Een tabletje om de zoveel tijd geeft bij tijd en wijle ook een duwtje. Ik die vroeger alleen in hoge nood een aspirientje liet bruisen, sta amper nog stil bij eentje meer of minder. Ook blijft het me mateloos verwonderen hoe lichaam, adem, energie en emotie mekaar continu beïnvloeden. Veel meer nog dan vroeger ervaar ik het dag na dag, uur na uur, minuut na minuut. Hoe lijf en leden, kop en denken in elkaar raderen. Ons lijf kan veel hebben, en al zeker wanneer het gevoed wordt door de spirit, de honger om te leven. De honger om lief te hebben. Het voelt als olie voor het lichaam, lucht voor de vlam. Wanneer het wat moeilijker gaat, durf ik wel eens een potje te wenen. Dat helpt en erna gaat het weer beter, al staan mijn ogen dan als een koppel hete kolen in mijn gezicht. Dat huilen kan zowel pijnlijk zijn of machteloos aanvoelen, maar erna is er dat helende gevoel van troost. Het is nog te vroeg om op te geven. Er zijn nog teveel waardevolle momenten. Een babbel, wat lezen, wat schrijven, de bloemen en vlinders in de tuin en de lucht die ’s avonds roze kleurt. Een hapje eten is hoe dan ook nog aangenaam, al laat de eetlust en al zeker de honger het vaak afweten. De boterham met kaas smaakt niet meer als weleer, de pasta smelt niet meer zo lekker weg, maar een perzik, een druif, wat kersen smaken nog als fruit uit het paradijs. We houden vol. We houden nog even vol. Voor die momenten dat leven nog ‘leven’ is. |
Af en toe een babbel.
Over zee en strand, over hooi en stro en polder, of over mezelf. Archieven
August 2023
Categorieën |