![]() Was je een boerenzoon en bovendien een goeie student, dat zat het er dik in dat je voor dierenarts ging studeren. Landbouwkundig ingenieur was ook een optie. Als de pasters op het college tenminste je kop niet hadden zot gedraaid en je naar het seminarie ging. Dat was de situatie nog tot in de jaren zestig van vorige eeuw, althans in West-Vlaanderen. Tegenwoordig zijn de meeste studenten diergeneeskunde meisjes en moet je de boerenzonen met een loep zoeken. Maar indertijd kwamen de studenten veeartsenij vooral uit landbouwmiddens. Met kleine huisdieren ging je amper naar de veearts, het waren runderen en paarden die ertoe deden. In mindere mate varkens, schapen en pluimvee. Boerenzonen hadden daardoor een voetje voor doordat ze al van jongs af gewend waren om met koeien en paarden om te gaan. Tot het einde van de jaren vijftig, zelfs begin zestig, hadden de meeste boerderijen nog een of meerdere paarden. Tot de tractor ze overbodig maakte. Verschillende veeartsen vertelden me dat ze veel hielpen op de hoeve en ze dus ook goed met de paarden overweg konden. Ze werden al eens ingeschakeld om het veld te bewerken. Eggen en tollen, ploegen meestal niet. Het was geen kattenpis om paard en ploeg in een messcherpe lijn te houden, vertelden ze me. Daaraan moest ik denken toen ik een babbel had met Ruben Devreker, een jonge gast die samen met zijn vader Wouter en grootvader Gilbert Brabanders kweekt. Ze zetten ze in voor het werk op het land en bij tijden ook om omgehakte bomen uit het bos te slepen. Zo willen ze de traditie van dit ambacht in ere houden. Ook op de paardenzegening in Vlissegem waren ze met een aantal van hun paarden speciaal van Gistel gekomen. Ze droegen alle drie een boerenkiel, een klakke op het hoofd en een bolletjeszakdoek om de hals. Met de paarden aangelijnd en de kar erachteraan, was het weinig moeite om je een flink eind terug in de tijd te wanen. De tijd dat de veeartsen die ik interviewde, nog jonge gasten waren. ![]() Wetenschappers geloofden eeuwenlang dat het mogelijk was om een paard te kruisen met een koe. Dit las ik in een interview met dierenarts Peter Bols in dS weekblad. Het interview had alles om me op het puntje van mijn stoel te krijgen, mijn zintuigen op scherp. Zo las ik onder meer dat Napoleon een grote rol speelde in de uitbreiding van het veeartsenij-onderwijs. Hij besefte dat hij nog meer veldslagen zou kunnen winnen wanneer de veeartsenij op een hoger niveau kwam te staan en hij meer en bekwamere dierenartsen ter beschikking kreeg om de duizenden paarden van zijn cavalerie te verzorgen. Ook koren op mijn molen zijn weetjes als het 18de eeuwse gebruik om vreemde voorwerpen in te naaien. Deze zouden alle etter uit het lichaam aantrekken en zo de ziekte uit het dierenlijf verdrijven. Maar mijn aandacht gaat vooral naar die kruising tussen een paard en een koe. Claude Bourgelat, de oprichter van de eerste veeartsenijschool (dat was in Frankrijk) beweerde zelfs dat hij er in geslaagd was om zo’n kruising te laten gebeuren. Het dier werd een jumard genoemd. Peter Bols, die in de hoedanigheid van hoogleraar aan de faculteit Diergeneeskundige Wetenschappen in Antwerpen al jarenlang onderzoek doet naar reproductie bij dieren, begrijpt echter niet dat die stelling zolang heeft kunnen blijven bestaan. Hij is er pertinent zeker van dat zoiets niet kan. Een hengst met een koe, of omgekeerd, een stier met een merrie: onmogelijk dat daar iets kan uit voortkomen. Dit gegeven brengt me een kleine 40 jaar terug in de tijd. In de streek ten noorden van Arlon, een bosrijk gebied waar nog wild leeft in de bossen, zou een koe een (doodgeboren) kalf hebben geworpen dat eigenschappen van een hert vertoonde. De veearts die had geholpen bij de kalving, had geopperd dat de koe misschien wel door een hert was gedekt. Of was het de boer die dit had bedacht? In ieder geval is dit wel zo in mijn herinnering blijven leven. Maar de tijd haalt ons geheugen soms danig door de mangel, blijkt nu ook weer. Wanneer ik het bij de betrokken dierenarts navraag, herinnert deze zich dat niet meer. Bovendien is hij formeel dat zoiets onmogelijk kan, want een koe en een hert zijn chromosomaal te verschillend om te kunnen kruisen. Aldaar en in die tijd is er dus nooit een koe gekalfd van een hert. Daar gaat mijn verhaal … mijn hertekoe afgevoerd naar het rijk der fabeldieren. |
Af en toe een babbel.
Over zee en strand, over hooi en stro en polder, of over mezelf. Archieven
August 2023
Categorieën |