![]() Ik ben nu al wel enige dank verschuldigd aan de mensen die voor mij op zoek gingen voor een passend beeld voor de kaft. Het veterinair verleden, het archief van de faculteit Diergeneeskunde in Merelbeke, met Dr. Luc Devriese op kop, doorploegde hun hele hebben en houden, maar tussen de oude instrumentaria, de antiquarische boeken en beduimelde studentencursussen, was er geen passende foto te vinden. Niels Dhaeze maakte als student een prachtige reeks over zijn vader, Jan. Puntgaaf! Zie foto. Hoe hij de technische, medische handeling van een keizersnede op zo'n bijzondere, mooie manier vast kan leggen, draagt mijn opperste bewondering weg. Lag het aan mij, zette ik dat op de cover, Gaia ten spijt. Maar helaas, de uitgeverij wil geen bloed dat van de kaft spat. Van Jan Desmet van Mendop vzw (Mens en Dier op papier) kreeg ik een foto uit de jaren zestig. Sterke foto, met toetsje lief en leuk. Maar opnieuw helaas, mijn veeartsen deden zo weinig kleine huisdieren. Franky Annys, een landbouwer uit de streek zond met een afbeelding van een veearts met een potekarre. Sprekend, maar esthetisch gezien, niet zo'n dikke duim. Natuurfotograaf Misjel Decleer zocht urenlang in zijn archief, terwijl hij op dat moment andere zaken aan zijn hoofd had. Merci Misjel, merci, merci. Mooi gerief kwam daar uit, foto’s die zo aan de muur kunnen. Maar qua thematiek niet echt tout the point. Helaas. En dan was er Chantal Bisschop van het Centrum voor Agrarische Geschiedenis. Zij haalde samen met een collega heel hun archief overhoop. Veel boeren, veel koeien, veel tractoren. Maar een veearts? Forget it! Wel eentje, een foto van rond 1950. Een veearts die een tuberculinestest bij een koe uitvoert. Maar niet sprekend genoeg om lezers te lokken. Helaas dus, opnieuw. Maar we geven niet op – onze zoektocht gaat verder. De spanning stijgt, de urgentie ook. ![]() Ach, de perfecte cover vinden voor een boek, het is geen kattenpis. En al zeker niet voor dit boek. Afbeeldingen van veeartsen zijn al moeilijk te vinden. En veeartsen zonder sloten bloed en bakken mest, nog moeilijker. De uitgeverij vond er een die zou kunnen passen. Zelf had ik iets anders voor ogen. Maar eerlijk gezegd, had ik dat wel vaker. Het eerste moment was ik zelden tevreden met de voorgestelde cover. Die keer voor ‘Inkt’ was het anders. Dat was meteen een coup de coeur. Maar het was dan ook ontworpen door niemand minder dan Brody Neuenschwander. Het ontwerp hangt hier trouwens nog altijd in mijn bureau. Maar dat dit keer is het wel bijzonder moeilijk. Ik had nochtans bij iedere veearts om foto’s gevraagd. Samen met hen heb ik zitten bladeren door albums. Wel hadden ze afbeeldingen van technische handelingen: een bistourie die de buik van een koe opensnijdt, een arm die verdwijnt in de kont van een vaars, een spuit bij de nek van een stier… Bijgaande foto vond ik zelf qua tinten wel oké en passen bij de sfeer van de verhalen. Het is Ludo Ruytjens in zijn jonge jaren. Hij begint aan een keizersnede. Maar de uitgeverij vindt het helemaal niet spreken. Ze hebben gelijk, moet ik toegeven. De veearts kijkt beter in de lens, en koe of kalf of big ook, als het even kan. Lastig moment dus. Want ik wil zo graag een mooie kaft, die perfect past bij de inhoud. Het is het inpakpapier van het verhaal, van de tekst. Het moet lokken, het moet verleiden. Het moet roepen: ‘Pak me dan, pak me even vast, draai me om, lees de achterflap, toon een momentje interesse… neen, kopen hoeft niet (graag natuurlijk, maar hoeft niet) – pak me alleen even vast!’ ![]() Even wennen toch. De heuvels, de weiden en muurtjes, de dreigende luchten, het magische licht van de Yorkshire Dales geruild voor een raam met uitzicht op de polders. Het stappen, het klimmen en dalen, het benenwerk geruild voor het zittende gat achter mijn bureau. Stafkaart en kompas gewisseld voor laptop. Opnieuw aan de slag vandaag, want de teksten wil ik klaar en binnen tegen eind augustus. Veel werk nog. En ondertussen de sokken vol zweet, T-shirts met een geurtje en broeken vol modder in de was. Wat mails beantwoorden en een rekening betalen. Straks ook nog koken. Spaghettisaus. Eens wat anders dan likkebaardend wachten aan een tafeltje in een restaurant of pub. En weer denken aan die succulente ribeye van een of andere longhorn, met die kaan vet aan de zijkant, klodder vet middenin. Ach, laat ze hier nu alstublieft stoppen met het Belgisch witblauw, de vetarme dikbillen die malser klinken dan smaken. ![]() Merelbeke, campus Diergeneeskunde. Museum voor Morfologie. In paviljoen 22, hadden ze me aan de receptie van het decanaat gezegd. En dat ik er gewoon mocht binnengaan, maar er wellicht niemand zou zijn. Inderdaad, ik ben er helemaal alleen en dat is een bijzondere ervaring. Ik kom oog in oog te staan met een aantal imposante skeletten. Een beer, een aap, honden, kalveren… Ook staat er het paard met de ruiter, ondertussen verheven tot kunstobject. Ik loop verder en verzeil tussen de rariteiten: een kalf met twee koppen, een met vijf poten en een die zo onwaarschijnlijk raar gedraaid staat, dat ik er kop noch staart krijg. Ik slenter verder tussen de vitrines met plastinaten van bloedvaten en organen, en het vele vel en vet en vlees in glazen bokalen. Cystes, tumoren, stukken hersenen, lappen placenta… Maar dan is er iets wat mijn onverdeelde aandacht trekt. Ik ga op mijn knieën zitten om ze beter te kunnen zien, want ze staan helemaal onderaan, je zou er zo over kijken. Een drietal kinderfoetussen. Hoe vreemd hier tussen al dat dierlijk geweld, die kinderlijkjes met de kleur van ivoor en puntgaaf bewaarde gezichtjes. Onwezenlijk mooi, als van geschilderde engeltjes, al durf ik dit bijna niet te zeggen. Maar evengoed luguber, macaber. En dan moet ik even slikken. Nummer 300. Een foetus van minstens acht maanden, de beentjes helemaal aaneengegroeid. Sirenomelia. Zeemeerminnensyndroom. Ineens ervaar ik de stilte als beklemmend en het is er plots warmer dan aangenaam. Ik trek voorzichtig de deur achter me dicht. |
Af en toe een babbel.
Over zee en strand, over hooi en stro en polder, of over mezelf. Archieven
April 2023
Categorieën |