![]() Mijn liefde voor het landelijke leven begon feitelijk in Lintot-les-bois, een piepklein dorpje in Normandië. Vanaf mijn veertiende werd ik daarheen ‘gestuurd’ om ‘Frans te leren’. In die tijd stond Frans hoog in aanzien op school en al zeker ook in het middenstandersmilieu aan de kust, waar mijn ouders toe behoorden. Daar, in Lintot, kreeg ik de kriebels te pakken. Op allerlei vlak, maar ook voor de stiel van boer én van veearts. Ik stond er niet bij stil dat het een wel erg zware klus zou zijn voor zo’n klein, frêle meisje. Maar in mijn hoofd was ik helemaal niet klein en al helemaal niet frêle. De jaren humaniora sijpelden voorbij zonder dat ik van mijn stuk was te brengen. Ik schreef me dus in de faculteit diergeneeskunde in. Niet zo’n weldoordachte keuze vond mijn lerares Nederlands, die toch wel enige affiniteit met schrijven bij me had gemerkt. En de lerares LO zag mij eerder richting Parnas trekken. Maar hun goede raad strooide ik als parels in een zwijnenkot. Spijtig wel, want ze hadden gelijk. Ik was er niet door. Faliekant gebuisd door ‘Antheunis’, organische scheikunde. Tweede zit idem dito. Dan maar te vierklauwe een andere richting gekozen. Verpleegkunde. Dat vond ik nauw aansluiten. Maar ik merkte al snel dat ook deze keuze te impulsief was gedaan. En in die tijd was het geen optie om nóg een keer te veranderen. Doordoen dus maar. Ondertussen had ik Jan leren kennen, een student diergeneeskunde en wij maakten plannen om in het zuiden van de provincie Luxemburg te gaan wonen. Jan kende die streek doordat er in de jaren vijftig een nonkel van hem naar ginds was uitgeweken en daar een boerderij gekocht. Het bleef niet bij een vaag plan. Met de billen nog warm van de schoolbanken trokken we naar Hondelange. In onze kleine rode Lada (de goedkoopste auto indertijd) met niet meer dan twee zakken met kleren, een opgerolde matras voor ons twee en een mandje met onze spruit die net voor ons laatstejaarsexamen was geboren. Jan moest nog een jaar ‘naar de troep’ en gelukkig was dat vlakbij, in Arlon. Wouter dropten we in een crêche en ik ging werken aan het ONE, het Waalse Kind&Gezin zeg maar. Een keer de legerdienst erop zat, kon Jan beginnen. We verhuisden naar een wat groter huis in Messancy. Ik bleef thuis voor de telefoon, die al snel roodgloeiend stond. Jan was in de ruime omgeving al snel gekend als ‘le flamand’. En dat hij een goeie vétérinaire was. Het liep allemaal op wieltjes. Het ging prima, op alle vlak. Maar we waren jong, we beseften wellicht niet hoe goed we het hadden, we beseften niet wat we voor elkaar betekenden, wat we samen hadden opgebouwd. U raadt het al, we bleven niet samen. Na zes jaar kwam ik terug met de drie kinderen. Ook Jan bleef daar niet. Maar zoveel jaar later zijn zowel bij hem als bij mij de verhalen blijven hangen, de herinneringen blijven plakken. ![]() Het lijkt zo’n perfect getal, 2020, zo-een om met een schone lei te beginnen. Ook grafisch oogt het heel gaaf. Puur design. De link met handwerk is eveneens snel gelegd. Het wat saaie rechts, averechts van een breiwerk. Niet te vast, niet te los en geen steken laten vallen! Of een lapje haakwerk. De 2 is de haakpen, de 0 het lusje waar ie doorheen moet. Het nieuwe jaar al crocheterend inzetten, zegt u dat iets? Zo’n pannenlap rechttoe rechtaan? Of liever een wat ingewikkelder steek met wat meer frivoliteiten? Of een degelijk weefwerk gemaakt met wol van schapen zelf gekweekt en zelf geschoren? Of een rechthoek macramé, wat u meteen terug naar jongere jaren voert? Wat de kleuren betreft… kiezen we voor nieuwe bollen in een trendy tint? Maar nee, zeg nu zelf: na nog geen week zijn we weer aan het klooien met restjes wol van vorige jaren. En de nieuw gekochte breipennen liggen precies ook niet zo lekker onder de oksels en we pakken weer ons oude gerief. Net zoals zal gebeuren met onze voornemens voor het nieuwe jaar. Al snel vervallen we weer in onze oude gewoonten, want liepen die niet lekker? Op emotioneel vlak hetzelfde liedje. Januari is nog niet half voorbij en het is weer dezelfde train-train. We leggen een lekje smeer op wat zat vastgeroest en we gaan weer door. Ons voornemen om wat meer te relativeren, blijkt moeilijker dan gedacht. We likken onze kwetsuren en smeren wat amandelbalsem op onze littekens, we verdragen het gekonkel dat ’s nachts door ons hoofd miezert. En toch… toch gaan we er het nieuwe jaar met veel goesting tegenaan. Met gewoon nog meer van wat er was. Stilaan ben ik oud genoeg om te weten dat we nooit opnieuw starten, maar gewoon verder weven met de draden van ons verleden, onze herinneringen, onze gewoontes, ons zo stilaan door de wol geverfde zelf. Voor 2020 wens ik iedereen heel veel goeds, met misschien de raad niet al teveel goede voornemens te maken en toch ook… niet teveel steken te laten vallen. |
Af en toe een babbel.
Over zee en strand, over hooi en stro en polder, of over mezelf. Archieven
August 2023
Categorieën |